Op de terugweg van school moest ik een klein stukje omrijden wegens een wegversperring. Dit vond Abel helemaal niet leuk, maar hij bleef er rustig onder. Of toch niet? Want kleine dingetjes die daarna fout liepen of langer duurden dan hij in zijn hoofdje had mondden uit tot huilbuien en crisissen.
Een straat voor onze straat kwamen we onze buurman tegen. Ik zwaai vrolijk. “Wie is dat?” “De buurman.” “Ik dacht dat we een mevrouw hadden in het huis naast ons.” “Ja, dat is de buurvrouw, dit is haar man.” “Hallo, man van de buurvrouw.” En ‘t is nu niet dat Abel nog nooit onze buurman gezien heeft 😉 .
Later was hij aan het spelen en ziet per toeval wat opgedroogd bloed ter hoogte van zijn enkel. Hij komt dat tonen, ik vraag of ik het mag afkuisen. Dat mag niet, hij wil een plakker. Ook goed. Ik ga met hem naar de keuken waar de plakkers liggen. Vraagt hij ondertussen “Mag ik dan een beetje wenen.” Natuurlijk mag hij dat, maar het blijft bij wat triestige geluidjes als ik de plakker over het opgedroogde bloed plak.
1 Comment
Hoi,
ik wil even zeggen dat ik jouw blog met veel plezier lees!! Mooi hoe je de dingen bij naam noemt. Zelfs als het over moeilijke dingen gaat zoals ASS. Gods zegen over jullie gezin!
Groetjes,
Priscilla