Oefening – Kom in beweging

Denk hierover na komende week:

  • Waarom vind ik het niet leuk om te bewegen?
    • Welke gedachten heb ik over sporten?
    • Wat was mijn drijfveer om te sporten/bewegen toen ik kind was?
    • Wat was mijn drijfveer om te sporten/bewegen als jongvolwassene?
    • Wat is mijn drijfveer om te sporten/bewegen nu?
    • Hoe gaat mijn dichte omgeving om met sporten?
      • Waarom sporten ze? Wat is hun drijfveer om te sporten?
      • Hoe heeft dat invloed op mij hoe ik erover denk?
  • Als ik beweeg uit pure zelfliefde dan ga ik sporten omdat ….. (vul aan)
  • Hoe wil ik denken aan sporten of bewegen vanuit mijn ideale identiteit ….
  • Maak een lijstje welke sporten je niet leuk vindt.
    • Probeer daar ook bij te zetten waarom niet. Denk daar even over na. Misschien zit daar een diepere reden achter, misschien ook niet.
  • Maak een lijstje met welke sporten je super lijken maar niet bereikbaar zijn voor jou.
    • Waarom denk je dat dit leuke sporten zijn?
    • Waarom zijn die sporten niet bereikbaar voor je?
      • Wat houd je tegen?
  • Maak een lijstje met sporten die je super leuk lijken én dat je ook effectief kan proberen.
    • Wat heb je nodig om die sport uit te voeren?
    • Waar kan je lessen volgen?
    • Hoeveel kost het?
    • Wanneer kan je les erin volgen?
    • Kan je het alleen doen?
    • Hoeveel tijd moet je eraan spenderen?
    • Wat is je eerste stap richting deze sport?
    • Maak een stappenplan om één of meerdere van die sporten effectief een goede kans te geven.
  • Eens je de goede sport of beweging gevonden hebt, probeer dan te noteren wat je voelt.
    • Hoe voelt het lichamelijk?
    • Hoe voelt het mentaal?
    • Wat voelt er echt super goed aan.